Billeder på siden
PDF
ePub

van hun nationaal karakter is geworden en waarvan zij op alle slagvelden van Europa zulke schitterende blijken hebben gegeven; maar intusschen werd Ierland zelf zedelijk en stoffelijk ten onder gebracht.

Onder den invloed hunner omgeving waren overigens de Anglo-Normandische baronnen van de Pale bijna zoo Iersch geworden als de Keltische clanshoofden aan gene zijde van de Shannon, ja velen waren er trotsch op en de FITZGERALD'S, de afstammelingen van den eersten Normandischen veroveraar, plachten er op te pochen dat zij « meer Iersch waren dan de Ieren zelven » (Hibernis ipsis Hiberniores). De Iersche taal, de Iersche zeden, de Iersche kleerdracht werden bij die « ontaarden » zoo algemeen dat de Regeering maatregelen meende te moeten nemen om het kwaad te keer te gaan. Eene wet van 1367 (Statute of Kilkenny) bevat eene reeks verordeningen waarbij het o. a. aan Noormannen en Engelschen, op straf van zelven als Iersche lijfeigenen te worden beschouwd, en dat was van belang, want de louter Ieren (the mere Irish) mochten straffeloos bestolen, mishandeld of gedood worden en bezaten geenerlei burgerlijke rechten, verboden was de Iersche taal te spreken, de fersche wet te erkennen, zich op zijn Iersch te kleeden, eenen Ierschen naam aan te nemen, met eene Iersche vrouw te trouwen, enz. Maar die voorschriften, hoe streng ook, konden zelden toegepast worden door een bestuur wien alle wezenlijke macht ontbrak. Het vermengingsproces werd niet gestuit en daardoor de omkeer voorbereid, die, zooals wij het zullen zien, in de tweede helft der XVIe eeuw aan de tegenwoordige Iersche natie het aanzijn schonk.

[ocr errors]

-

Toen HENRY TUDOR (HENRY VII) in Engeland den troon beklom en door zijn huwelijk met de

Yorksche erfdochter aan den strijd der twee Rozen een einde maakte (1487), was hij er vooral op bedacht het door den langen burgerkrijg verzwakt en vernederd koninklijk gezag in zijnen vroegeren luister te herstellen. Ook in Ierland wenschte hij zijne heerschappij stevig te vestigen, en met het oog hierop dwong hij in 1495 het Iersche Parlement de beruchte Poyning's Laws te aanvaarden. Bij die wetten werd bepaald dat akten van algemeen belang, door het Engelsche Parlement aangenomen en door den Vorst bekrachtigd en afgekondigd, ook Ierland zouden binden; vervolgens, dat het Iersche Parlement zonder voorafgaande toelating van den Koning door den Landvoogd niet zou mogen beroepen worden en dan slechts om over punten te beraadslagen, welke de Regeering op voorhand zou hebben aangewezen of goedgekeurd. Voorloopig echter bleef het hek aan den ouden stijl hangen en bij voortduring mochten de Iersche baronnen met den Koning en met zijnen stadhouder den spot drijven, ja, toen deze zich er bitter over beklaagde dat hij buiten staat was om zijne bevelen door den overmachtigen Graaf van DESMOND te doen eerbiedigen, antwoordde HENRY VII doodbedaard : « Welnu, kan geheel Ierland dien man niet beteugelen, laat hem dan over geheel Ierland heerschen! » En Lord DESMOND werd aanstonds met de waardigheid van koninklijken Lord-Luitenant bekleed!

's Konings opvolger, HENRY VIII, toonde zich minder inschikkelijk. Door zijne knappe en krachtdadige ministers Kardinaal WOLSEY en, na diens val, THOMAS CROMWELL (tot dezelfde familie behoorende als de nog grootere OLIVER CROMWELL) gedreven en geholpen, maakte hij zijn gezag in Engeland zoo goed als onbegrensd. Hij beproefde hetzelfde in Ier

land waar hij, ouder gewoonte, tegen het gewapend verzet der groote baronnen stuitte. Maar ditmaal beschikte de Landvoogd SKEFFINGTON over krijgsmiddelen, die men nog nooit in Ierland had aangewend, namelijk over een uitmuntend geschutpark, waarmede hij in eenige dagen de versterkte kasteelen der wederspannige edelen in puinen schoot. Het hoofd van den opstand, Lord THOMAS FITZ GERALD, Graaf van KILDARE, stierf met menig ander op het schavot en de zegepralende Vorst, om wat hij meende nog duidelijker te maken, verving zijnen titel van Heer (Lord) door dien van Koning van Ierland (1542).

Tegen de door hunne bergen en moerassen beschutte Iersche opperhoofden van het Westen waren echter kanonnen nutteloos en de Koning trachtte hen eerder door geschenken en gunstbewijzen te winnen. Al wat hij in ruiling vroeg, was dat zij eenen Engelschen titel zouden aannemen en een hunner kinderen in Engeland laten opbrengen. Zóó werd het hoofd der O'BRIEN'S Graaf van THOMOND en dat der O'NEILL'S, Graaf van TYRONE. Maar op die wijze werden er ongelukkig nieuwe moeilijkheden voorbereid, die op latere verwikkelingen en tot heden toe eenen hoogst verderfelijken invloed hebben uitgeoefend.

Immers tusschen het op persoonlijken eigendom en eerst geboorte gegrond Engelsch feodaal recht en het Iersche recht, zooals het in de Brehon Laws wordt uitgedrukt (1), gaapte er een afgrond. In Ierland,

(1) De Brehon Laws (Dlighidh Breitheamhinn) kregen hunnen naam van de Brehons of rechters. Zij werden in 1852 verzameld en uitgegeven en het voornaamste gedeelte ervan in 1865-73 door O'DONOVAN en O'CURRY vertaald. Het is een volledig wetboek, dat, deels op de oude Keltische gebruiken, deels op de door de Kerk verklaarde voor

daar waar de Brehon Laws in voege waren gebleven, dat is buiten de Pale, was het grondbezit van iederen clan het gemeenschappelijke eigendom van alle leden ervan en het opperhoofd vervulde dus eenvoudig de rol van beheerder. Zulks wilde de Engelsche Regeering, die het Brehonsch recht als barbaarsch onvoorwaardelijk verwierp, niet erkennen de tot graven of barons verheven clanshoofden werden als eigenaars van het land beschouwd en ermede beleend, terwijl hunne vroegere mede-eigenaars nu tot pachters of daglooners zonken. Niet dadelijk ja werden dezen hiervan gewaar, maar de daarop volgende gebeurtenissen en de latere verbeurdverklaringen, waarbij zij aan nieuwe en vreemde meesters weerloos werden prijs gegeven, brachten hen spoedig tot het volle bewustzijn van het gepleegde onrecht. Dat onrecht hebben de Ieren nooit vergeten noch vergeven en heden nog is het de voornaamste hinderpaal, die de redelijke oplossing der landquestie vertraagt en vermoeilijkt.

Men voege nog daarbij dat de grondbeginselen en regelen van het erfrecht grootelijks verschilden. In Ierland was het eerstgeboorterecht onbekend. De nalatenschap der gewone leden van den clan werd tusschen alle zonen van den overledene, wettig of

schriften van het Evangelie gegrond, alles regelt wat het burgerlijk leven en zelfs de openbare aangelegenheden betreft. Merkwaardig mag het heeten dat vele der door de Brehon Laws bekrachtigde gebruiken ook elders, en wel sedert onheugelijke tijden, worden teruggevonden, 0. a. in Rusland, in Persië en tot in Indië. De studie van die eigenaardige wetgeving levert het bewijs dat de oorspronkelijke Arische beschaving zich door eenheid onderscheidde en overal dezelfde was, en bepaaldelijk wat dikwerf betwist werd dat de thans van elkaar

200

zeer verschillende Germaansche en Keltische cultuur uit ééne en dezelfde bron zijn afgeleid.

Geschiedenis van het lersche Volk

3

zij ging van rechtswege op

:

onwettig geboren, gelijk verdeeld (gavelkind); bij gebrek aan levende zonen kwamen de dochters in aanmerking. Wat aangaat de waardigheid van clanshoofd, deze. was erfelijk in dezelfde familie, maar den oudsten zoon niet over de clan koos onder de leden der familie wien hij goed vond (tanistry). Zoo gebeurde het dikwijls dat de Koninklijke Regeering als opvolger van den afgestorvenen lord den (gewoonlijk aan 't Engelsch hof opgebrachten) oudsten zoon erkende, terwijl de clan aan iemand anders de voorkeur schonk en er dus een bittere strijd ontstond, die zelden zonder bloedvergieten werd besloten.

De pogingen der Engelsche Koningen, en bepaaldelijk van HENRY VIII, om Ierland te beschaven door het in zeden, wet en taal Engelsch te maken », hadden dus voor gevolg de kiemen te zaaien van nieuwe twisten en in de eerste plaats tweedracht te doen ontstaan tusschen de in lords en onbeperkte grondeigenaars herschapen clanshoofden en de te hunnen gerieve en voordeel beroofde leden van den

stam.

« ForrigeFortsæt »