Billeder på siden
PDF
ePub

zich Lord CORNWALLIS met zijn leger te Yorktown moeten overgeven (1) en eenige voordeelen op zee behaald konden de verpletterende neerlagen van het landheer niet vergoeden. Om Ierland en zijne 100,000 Vrijwilligers te dwingen, waren er geene troepen voorhanden. Engeland was uitgeput en moest kost wat kost den vrede sluiten: Amerika ging onherroepelijk verloren en Ierland kon alleen behouden worden door het onmiddellijk toestaan van al wat de leren eischten.

Lord NORTH, het gewillig werktuig van den bekrompen, stijfhoofdigen GEORGE III, kreeg dus zijn ontslag en de Whigs onder CHARLES JAMES FOX namen de teugels van het bewind in handen.

Fox trachtte eerst tijd te winnen en met Lord CHARLEMONT en GRATTAN te onderhandelen. Maar de Iersche leiders door hunne 100.000 Vrijwilligers gesteund, wilden van geen uitstel weten: nu of nooit was hun ultimatum.

Van den nood eene deugd makende, liet de Regeering, reeds op 9 April 1782, te gelijk aan het Parlement te Londen en aan het Parlement te Dublin eene koninklijke boodschap voorleggen, die de noodzakelijkheid erkende om de betrekkingen tusschen. Engeland en Ierland op eene wijze te regelen, die het misnoegen der Ieren zou doen ophouden.

Als antwoord op die boodschap diende dadelijk GRATTAN de bekende motie in, die Ierland's onafhankelijkheid stichtte. Hij stelde voor aan den Vorst een adres te zenden, waarin de beginselen in de Verklaring der Rechten uitgedrukt met klem werden bekrachtigd en tevens geëischt dat het Engelsch

(1) 19 October 1781.

Parlement zonder verwijl de Declaratory Act van 1719 zou intrekken.

Door den welsprekenden Ierschen leider in eene zijner prachtigste redevoeringen ontwikkeld, werd het voorstel door beide Huizen van het Parlement zonder verzet aangenomen en op 17 Mei aan het Engelsch Parlement medegedeeld, hetwelk op staanden voet de Declaratory Act herriep.

Den 27 Mei werd zulks door den Lord-Luitenant (den Hertog van PORTLAND) aan de Kamers te Dublin onder geestdriftige betuigingen der uitbundigste vreugde bekend gemaakt en door de onmiddellijke intrekking van de Poyning's Act het grootsche werk voltooid (1).

Aan HENRY GRATTAN, aan zijnen moed, aan zijn beleid had men de overwinning te danken en van alle kanten werd de wensch uitgedrukt hem een blijvend teeken van 's volks erkentelijkheid te geven. Parlement en Regeering boden hem een nationaal geschenk van £ 100.000 aan met den eigendom van een kasteel en uitgestrekt park in de nabijheid der hoofdstad; maar hij weigerde en wilde slechts £ 50.000 aanvaarden, eene stellig niet overdreven belooning, bij de diensten vergeleken, die hij aan het vaderland had bewezen, en bij de opofferingen van allen aard, welke hij zich had moeten getroosten.

(1) Daar de Poyning's Act eene Hersche wet was, moest zij door het Iersch Parlement worden herroepen.

Ierland onafhankelijk.

V.

Grattan en Flood. De strijd om hervormingen. - Het einde der Vrijwilligers.

ERLAND was dus eindelijk een zelfstandige staat

geworden, die in geener wijze van Engeland

afhing tusschen beide landen bleef de persoon van den Koning de éénige band. Maar zou die gelukkige toestand ongestoord voortduren? Had men daartoe de noodige voorzorgen genomen?

Aangaande die gewichtige vraag waren de Iersche leiders het niet eens.

HENRY FLOOD, die naast GRATTAN eene der hoofdrollen in de beweging had gespeeld (1), was van meening dat noch de door het Iersche Parlement aangenomen Verklaring der Rechten, noch zelfs het intrekken door de Engelsche Kamers van de Declaratory Act voldoende waarborgen opleverden, daar zij eenzijdig waren en dus door eene der partijen zonder toestemming van de andere konden gewijzigd of herroepen worden. Wat FLOOD onontbeerlijk achtte was een wederzijdsch verdrag, dat beide rijken zou binden en hunne betrekkingen tot elkander uitdrukkelijk en voor goed regelen. Eene motie in dien zin werd door hem, op 19 Juni 1783, aan het Iersche Huis der Gemeenten voorgelegd.

(1) HENRY FLOOD, in 1732 geboren, was de zoon van eenen hooggeplaatsten magistraat. Hij werd lid van het Iersche Parlement in 1759 en bekleedde, van 1775 tot 1781, het ambt van onderschatmeester van Ierland, dat hij nederlegde om zich aan de nationale zaak onbelemmerd te kunnen toewijden.

GRATTAN daarentegen nam het zeer euvel op dat men aan de volmaaktheid van zijn werk scheen te twijfelen. Hij vermoedde overigens dat persoonlijke ijverzucht aan FLOOD's houding niet vreemd was. FLOOD immers was ouder, had zijne parlementaire loopbaan dertien jaar vóór GRATTAN begonnen en kon zijne spijt moeilijk verbergen, toen hij de eerste plaats aan de spits der partij door dien jongeren medededinger zag innemen. GRATTAN bestreed dus. met buitengewone heftigheid FLOOD's voorstel en deed het verwerpen. Weinige weken later, daar GRATTAN zich tegen eene vermindering der begrooting van het staande leger had verklaard, poogde FLOOD hem met gelijke munt te betalen en kreeg als antwoord eene philippica, die als een meesterstuk van onverbiddelijke aftakeling geboekt staat. Van dit oogenblik af aan ontaardde het geschil tusschen de twee mannen in eenen bitsigen persoonlijken strijd, die van weerszijden met niets ontziende verbittering werd gevoerd en in de nationale partij de kiemen zaaide van verdeeldheid, wantrouwen en onmacht.

Erger nog, de Vrijwilligers, wat de noodzakelijkheid van een wederzijdsch verdrag met Engeland aanging, traden FLOOD's zienswijze bij en lieten niet na zulks aan GRATTAN op het hart te drukken, met het gevolg dat de diep gekrenkte leider zijn kommando nederlegde hij was kolonel van een der Dublinsche regimenten - en alle betrekkingen afbrak met de gewapende macht, dank aan wier hulp hij had mogen zegepralen en van welker bestaan het handhaven van's lands onafhankelijkheid onafscheidbaar was.

Intusschen was er een punt waaromtrent er geene oneenigheid bestond noch bestaan kon, namelijk de dringende noodzakelijkheid eener parlementaire hervorming. Wat kon het baten Engeland's juk te hebben

afgeschud, indien het openbaar gezag in de handen. overging van een Parlement, dat niets anders was dan eene karikatuur van volksvertegenwoordiging?

Immers, in het Huis der Gemeenten, op 300 leden. waren er nog geene 80, namelijk de afgevaardigden der graafschappen en van eenige groote steden, die aan eene ernstige kiezing hun mandaat te danken. hadden, al was ook het stemrecht door hooge cijnsvoorwaarden uiterst beperkt. De overige leden werden naar het Parlement gezonden door nomination boroughs - beter nog pocket boroughs of rotten boroughs geheeten, kleine plaatsen, waarvan de vertegenwoordigers eenvoudig door den naburigen. landheer werden aangeduid: 53 lords en 50 andere personen benoemden alzoo feitelijk niet minder dan 216 Parlementsleden en hun invloed was doorgaans groot genoeg om nog in een vijftiental andere plaatsen den candidaat, dien zij ondersteunden, door te drijven. Zoodat het Huis der Gemeenten inderdaad, niet het volk, maar alleen 103 groote grondeigenaars vertegenwoordigde.

Diensvolgens, om in het Parlement eene meerderheid te kunnen vinden, was de Regeering verplicht met die heeren in onderhandeling te treden en hunnen bijstand door allerlei gunstbewijzen, titels, pensioenen, winstgevende betrekkingen en dies meer telkens te betalen. Die stelselmatige omkooperij was zoo zeer in de zeden gedrongen dat zij in 't openbaar werd gedreven en dat de undertakers, zooals men ze noemde, hunnen handel voerden alsof zij eenvoudig gebruik maakten van een door wet en zedenleer volkomen gebillijkt recht (1).

(1) Eenen zetel in het Iersche Parlement kon men destijds even gemakkelijk en even openlijk aankoopen als heden in Frankrijk eene studie van notaris.

« ForrigeFortsæt »