eene godheid vereerden, maar zij beschouwden het als de verblijfplaats der goden, en daarom heilig, bijna eveneens als de omtrek der heiligdommen gewijd was. Bovendien werd de geneeskracht van sommige bronnen aan den bijzonderen invloed der godheid toegeschreven. Tacitus verhaalt, dat op een eiland in den oceaan een heilig woud (castum nemus) zich bevindt, en daarbij een verborgen meer, waarin, na den plegtigen omgang, de wagen der Moeder aarde met de dekkleederen en, indien men het gelooven wil, de godin zelve gewasschen wordt. Germ. 40. Agathias Scholasticus (vóór 582) van de Alamannen: δένδρα τε γάρ τίνα ἱλάσκονται και ῥεῖθρα ποταμῶν. Ruodolfus Fuld. Ann. bij Pertz II. 676, van de Saxen: «frondosis arboribus fontibusque venerationem exhibebant." - Capit. de part. Sax. 20. « Si quis ad fontes aut arbores vel lucos votum fecerit." S. Eligius (+ 659) in eene leerrede, te vinden in Audoeni V. Eligii (d'Achery Spicil. II.) «Nullus Christianus ad fana, vel ad petras, vel ad fontes, vel ad arbores, aut ad cellos vel per trivia luminaria faciat, aut vota reddere praesumat." Indiculus superst. et pagan. (Capit. Karlomanni Leptin. anni 743) XI « de fontibus sacrificiorum." Burchard Wormat. I. 94. »interrogandum si aliquis vota ad arbores vel ad fontes vel ad lapides faciat, aut ibi candelam seu quodlibet munus deferat, veluti ibi quoddam numen sit, quod bonum aut malum possit inferre." Alle deze plaatsen, die ik uit Grimms Mythologie ontleene, bewijzen de gehechtheid der Duitschers aan deze vereering; de priesters der Christenen waren onvermogend dezelve uit te roeijen, en bedienden zich dus van het eenige hun overblijvende middel, hetgeen zij ook bij de tempels aangewend hadden, namelijk, dat zij de heiligheid dier bronnen toestonden, maar in de plaats der heidensche goden en geesten Heiligen stelden. Even als het overige Duitschland, had Nederland zijne heilige bronnen, maar welligt minder, omdat de natuur minder indrukwekkend is, althans men vindt slechts enkelen gemeld. De oudste opgave, die mij bekend is, wordt gevonden in het leven van Willebrordus, door Alcuinus I. 10. De heilige bevond 1 zich op Fositesland. De Friesche god Holler had volgens Hamconius zijne altaren aan het Tjeukemeer (1), dat dus waarschijnlijk, indien zijn berigt echt is, voor gewijd gehouden moet worden, en daar veelal spokerijen op oud heidensche heilige plaatsen aangetroffen worden, ben ik geneigd, om het Lijskemeer in Westerwolde en de kommen in het gehucht Witte in Drenthe, waar volgens de overlevering Wittewijven gehuisd hebben, daartoe te rekenen. Westendorp N. Myth. 302, maakt van heilige bronnen te Dordrecht, te Runxputte, te Heilo bij Alkmaar, te Dokkum in Friesland en te Solwerd in Groningen gewag; nogtans ziju niet allen van heidenschen oorsprong; die te Heilo is volgens Alcuinus Vita s. Willibr. I. 15, door dezen heilige gegraven, toen hij (1) Hamconius meldt er dit van Frisia p. 2a. Tyucius hic (Sept. sylvis) lacus est, quondam nemus ille, canino Nomine qui gaudens, undas alit usque latrantes: en hierbij teekent hij aan: Tyuke Frisiis caniculam sonat. Cum faemina quaedam lac gerens, ab altera objurgaretur, et Canicula vocaretur, eo quod ignem in fundo nemoris gliscentem lacte suo extinguere nollet : lacus hic vulgo Tyeuke Meer dictus esse fertur." gebrek aan water had (1); de heilige bron te Dordrecht is evenmin van heidenschen oorsprong. Volgens eene oude overlevering, geboekt bij Boxhorn, Junius, de oude Hollandsche Chronijk en van Leeuwen, zoude zekere maagd Sotheris aldaar eene kerk gesticht hebben, bekostigd door drie penningen, welke zij na die uitgegeven te hebben, telkens in hare beurs terugvond; de werklieden uit hebzucht haar hebbende omgebragt, vonden niet meer dan deze drie geldstukken en werden dus in hunne hoop bedrogen. Doch terstond ontsprong aldaar eene fontein, wier water verschillende ziekten en kwalen genas en daarom sedert als heilig vereerd werd. De Runxputten in den omtrek van Heilo waren aan de H. Maagd toegewijd en eene bedevaartsplaats, waar O. L. V. van Runxputte wonderen deed, gelijk in zekeren lofzang (Oude en Nieuwe Lofz. door J. S. II. 49) gemeld wordt; of de bron van heidenschen oorsprong is, heb ik nog niet kunnen ontdekken. Die te Dokkum ontstond, volgens Willibaldi vita S. Bonifacii C. 12. bij Pertz II: 352, ten jare 755 bij het bouwen van eenc kerk. De gouwgraaf Abba, die tevens het opzigt over den bouw had, reed met eenigen zijner bedienden rondom de terp waarop de kerk gesticht werd, toen plotseling het paard van een hunner met de voorpooten in den grond zonk en er uitgetrokken zijnde, ontdekte men eene sterk stroomende bron, die bij de bestaande droogte eene groote weldaad was, en voor een wonder gold. Die bij de heilige graven in de oude kerk of (1) Het verdient opmerking dat men in Noord-Braband nog ettelijke dezer Willebrordsputten heeft bij plaatsen den geloofsprediker door bekeerde Franken geschonken, als te Diessen, te Asten, te Maashees, te Bakel, (ook Enschydse of booze put), te Osch. Zie Ackersdijck over Taxandrie, in de N. Werken der Maatsch. van N. L. D. V. St. 1., voeg hierbij de S. Gertruidfontein te Bergen op Zoom, de S. Oelsput te Best, de put te Rixtel, de S. Valentinsput te Westerhoven, Hermans Gesch. Mengelw. 1. 342, Wolf. 51. 122. 124. 128. In het Westerlauwersche en eenige andere Friesche regten, komt eene sage voor van eene bron te Axenthove of Eeswei, die van eenen engel of misschien CHRISTUS zelven, (dit wordt verzwegen) door het werpen van eene bijl ontstond, maar die sage is niet heidensch. Zie dezelve bij von Richthofen altfr. Rechtsq. 439. 1 kapel te Solwerd in de provincie Groningen bij Appingadam, werd Si voeren so verre dat si quamen In Belgie heeft men verscheidene bronnen en kolken, die of aan heiligen gewijd zijn, of waarbij het sterk spookt; in beide gevallen kunnen zij waarschijnlijk tot de heilige bronnen des heidendoms BRONNENDIENST. BULLEMAN, BULLEBAK, enz. 19 gerekend worden. Bij Leuven zijn drie kleine wonderdadige bronnen, bij drie graven, waarin drie gezusters begraven liggen. Dat water is heilzaam tegen vrouwelijke kwalen. Men offert daarbij eene naald, een draad van garen en een weinig koren, dat alles gebedeld moet zijn, Wolf Niederl. sagen, No. 338. Zouden hier witte juffers, matres of matronen gewoond hebben? Eene zeer bezochte bedevaartplaats in Belgie heet Trois fontaines. Daarentegen ligt op eene weide bij Ravels niet ver van Turnhout een groote zomp, waar de heksen in de gedaante van katten hare nachtelijke vergaderingen houden, Wolf No. 390 en s. 697. Zoodanige bronnen zijn er zeker nog meerderen. Van diegenen die bij plaatsen gelegen zijn, welke tijdens het heidendom bestonden, mag men het vermoeden, vooral wanneer daarin naderhand gedoopt werd, gelijk op Fosetesland geschiedde. BULLEMAN, BULLEBAK, BIETEBAAUW, BUDDE, BOESMAN, BOKENE. Verschillende benamingen voor zekere gedruisch makende geesten. Bulleman wordt door Kilian met Bietebaw vertolkt. >>> Bulleman Holl. j. Bietebaw." Sommigen leiden dit en het synonyme bullebak, van bul, taurus af, even als het Vlaamsche Oschaert van os, en verstaan er door een spook met eenen bullenkop. Aannemelijker is de meening van hen, die het van bulderen, Hoogd. poltern doen afkomen, waarvan boldergeesten, bij Kilian >>>>lemures nocturni, nigri;" evenzoo heet de dondergod bij de Dithmarsen blixbuller. Grimm, die dit laatste gevoelen omhelst, haalt het Neder- of Platduitsche bullmann, bullermann, bullerkater aan, van bullen, bullern. De natuur van dit wezen, dat waarschijnlijk als de boldergeesten, zwart gedacht wordt, is door gedruisch den mensch te verschrikken; hoort men des avonds of des nachts, waar bet spookt, gestommel, zoo is het een bulleman, bullebak. Hiertoe schijnt ook te behooren het Friesche boesman, door Kil. bietebauw verklaard, en het Noord-Brabandsche boeman, bullebak. Zie Hoeufft Bred. Taaleigen i. v. Bietebaauw of bytebaauw, in Plantijns woor denboek door loup garou, bij Kilian door >manducus, larva, spectrum" verklaard, is duisterer. Het woord is geallitereerd. Ten Kate |